Ontspannen genieten van je oude dag in een rusthuis is er soms niet bij. Een spraakmakende moordzaak is die van kloosterzuster Godfrieda uit het jaar 1977. Voor deze tiendelige serie artikelen ging ik 35 jaar later op onderzoek uit.
Inderdaad verschijnt de kloosterzuster begin januari 1978 weer in het rusthuis. Volgens haar is ze hersteld en wil ze weer snel aan het werk. De verpleegsters zijn in alle staten. Hoe is dit mogelijk? Alle vervelende herinneringen liggen bij een ieder vers in het geheugen waarbij Zuster Godfrieda zich zelfs seksueel aan sommigen van hen had opgedrongen. Ze vragen nieuwe sloten op hun kamerdeuren en die wens wordt ingewilligd. Het spreekverbod blijft onverminderd van kracht. Het is 31 januari 1978 als er iets lijkt te gebeuren. Want verpleegster Luciënne Rasschaert stapt naar dokter Jean-Paul de Corte, die lid is van het bestuur van het rusthuis. Die vertelt hem dat zij en haar medeverpleegsters Zuster Godfrieda verdenken van moord, diefstal van blanco receptbriefjes en valsheid in geschrifte. En deze dokter legt een verklaring af in het bestuur van het rusthuis. Het levert niets op. Sterker nog, het bestuur distantieert zich van hem. En hij krijgt zelfs te horen dat hij een aanklacht wegens smaad riskeert.
Het is pas begin februari 1978 als er een doorbraak volgt. Zuster Godfrieda wordt eindelijk gearresteerd. Aanvankelijk is dat voor diefstal van blanco receptbriefjes en valsheid in geschrifte. Een paar dagen later bekent ze min of meer onverschillig aan gerechtelijk commissaris Boxtaele de moord op Maria van der Ginst (87) op 24 juli 1977. Vervolgens verklaart zij Leon Matthijs (81) vijf dagen later de dodelijke dosis insuline ingespoten te hebben. En geeft zij de moord toe op Irma de Backer (79) op 14 augustus 1977. Hiermee raakt de zaak opeens in een stroomversnelling. Lees hier het achtste deel uit deze serie.