Vader Anneke van der Stap: ‘Ik schrok me een rolberoerte.’

‘Aan het eind van de middag ben ik naar de politie in Rijswijk gefietst. Daar heb ik aangifte gedaan van de verdwijning van Anneke’, aldus Harry van der Stap (foto: Richard Helwig).

Dinsdag 12 juli 2005. Het is rond negen uur in de ochtend. De telefoon gaat in het ouderlijk huis van Anneke in Rijswijk. Harry van der Stap neemt nietsvermoedend de hoorn op. Het blijkt iemand van de Hema in het winkelcentrum In de Bogaard te zijn. De winkel waar zijn dochter werkt. Er volgt een indringende vraag: ‘Waar blijft Anneke?’ Dat is het startmoment uit mijn geschreven boek Vingers gespreid in angst.

‘Ik schrok me een rolberoerte. De preciesheid van haar kennende voelde ik direct dat er iets niet klopte.’ Harry van der Stap probeert zo goed en zo kwaad als het kan, zijn gedachten bij elkaar te houden. Anneke is naar Lifan in Enschede afgereisd. Dan zou deze vriend meer moeten weten over waar ze nu is. Probleem is echter dat hij niet weet waar die is te bereiken. Hij heeft geen telefoonnummer van hem. Zijn eerste gedachte is dat Lifan mogelijk bij een Chinees restaurant werkt. Harry belt daarop in een verwoede poging alle Chinese restaurants in Enschede af om maar iets over Anneke te weten te komen. ‘Misschien dat ik zijn vader aan de lijn zou krijgen. Of familie. Als het maar iemand was die me in contact kon brengen met hem.’

Het blijkt tevergeefs. Zoeken naar het telefoonnummer van Lifan in de kamer van Anneke, levert niets op. ‘Om in die korte tijd tussen al die spullen het telefoonnummer van Lifan te vinden, zou het zoeken naar een speld in een hooiberg zijn. Later heb ik het gevonden, maar daar had ik op dat moment niets aan.’ Hij stuurt Anneke verschillende e-mails. Anneke geeft ondertussen geen teken van leven. Harry weet Lifan vandaag niet meer te bereiken. ‘Aan het eind van de middag ben ik naar de politie in Rijswijk gefietst. Daar heb ik aangifte gedaan van de verdwijning van Anneke. De eerste reactie van de politie was dat ze bij meerderjarigen pas iets gingen doen nadat er 24 uur waren verstreken. Ik heb met klem aangedrongen op een directe actie. Uiteindelijk gingen ze overstag en zijn eerder begonnen met het onderzoek. Ze namen daardoor de verdwijning van Anneke redelijk snel serieus.’